Ten zuiden van Japan ligt het kleine eiland Okinawa, dat in de zestiende eeuw veroverd werd door China. De Chinezen verboden alle wapens, waardoor de bewoners van het eiland geen mogelijkheid meer hadden zich te beschermen tegen rovers of hebzuchtige Chinese soldaten. Voor hun eigen veiligheid begonnen de eilandbewoners Kempo te bestuderen (een Chinese bokssport). In deze tijd pasten zij vele technieken aan, door eerder geleerde Japanse vechtprincipes erin op te nemen.
Ongeveer honderd jaar later werd het eiland ingenomen door Japan. Het verbod op wapens werd in stand gehouden. Ook werd het verboden Martial Arts te beoefenen. De bewoners gingen echter in het geheim door met de studie van de vechtkunst. Drie regio's ontwikkelden hun eigen stijl, 'te' genoemd naar het Japanse woord voor 'hand'. In deze periode ontwikkelde zich de enorme breekkracht van de beoefenaars van deze vechtkunst. Krachtige slagen en trappen werden ontwikkeld om door het bamboe pantser van de Japanse troepen op Okinawa te kunnen komen. Toen het verbod op Martial Arts werd afgeschaft, werd de stijl Karate genoemd. 'Kara' betekende oorspronkelijk 'Chinees'. In 1937 werd vanwege de oorlog met China de betekenis echter gewijzigd en las men het in het Japans als 'lege hand'. Ten tijde van de ontwikkeling van Judo werd Karate ook in Japan gemoderniseerd en gestandaardiseerd. Jigoro Kano, de bedenker van Judo, heeft hierop veel invloed gehad, waardoor de pakken en het bandensysteem erg lijken op het Judo.
Karate staat het meest bekend om zijn krachtige schoppen en stoten. Het draaien van de heupen en het opbouwen van spanning in het lichaam tijdens het stoten genereren deze kracht. Naast deze 'harde' technieken, maakt Karate ook gebruik van grepen, worpen en controletechnieken.
Bij JVO geeft Yuri Römer les in Karate.